Leestijd: 2 minuten
Je hebt wel eens van die momenten dat je behoorlijk op de proef wordt gesteld door je eigen innerlijke wereld. Een paar dagen geleden had ik zo’n moment.
Heel veel jaren geleden, toen ik nog op de HAVO zat, jong en ongedwongen was, en mijn innerlijke wereld zich nog voornamelijk bezighield met jongens, nieuwsgierigheid naar de grote, zelfstandige buitenwereld en naar nieuwe dingen (lees: dingen die niet gewenst waren in de optiek van mijn ouders), kwam er uit tests naar voren dat ik dyslexie had.
Voor mij op dat moment niet zo’n groot probleem, ik redde me aardig en stond er eigenlijk niet echt bij stil. Braaf ging ik iedere week naar bijles en voerde ik de opdrachten die ik kreeg netjes uit. Voor mijn eindexamen kreeg ik langer de tijd en alle examenopdrachten werden voor mij op A3 vellen afgedrukt.
In de jaren erna werd mijn taalbeperking nauwelijks op de proef gesteld. Ik zat op de kunstacademie waar ik mezelf in veel mindere mate dan op andere opleidingen op papier hoefde uit te drukken. Toen ik, eenmaal afgestuurd, de geweldige, grote, zelfstandige buitenwereld binnentrad, werd ik toch wel met mijn tere jongemeisjessnuitje op de feiten gedrukt.
In die tijd besloot ik te stoppen met het illustratie- en ontwerpbureau dat ik samen met mijn broer (ook al bezitter van een portie dyslexie) runde. Ik zette een punt achter de veilige haven die voor mij de creatieve wereld was en ging op zoek naar een baan.
Toen pas kwam bij mij het besef dat het toch verdomd lastig was om alles in correct Nederlands op papier te zetten. Door tal van ezelsbruggetjes heb ik mezelf veel taalvaardigheid eigen kunnen maken, maar bepaalde taal-inzichten bleef ik missen. Inzichtelijkheden die anderen wél hebben.
Op schriftelijke taalvaardigheid word je beoordeeld. Door de één minder streng dan door de ander, maar hoe dan ook, er wordt achter de oren gekrabd wanneer iemands taalvaardigheid gebreken vertoont. Zeker door degenen die juist wel taalwonderen zijn.
Dat maakte mij onzeker over mijn kunnen. Met als gevolg dat ik nog perfectionistischer en kritischer werd dan ik al was.
Mijn strategie was om mijn taalzwakte te verbloemen. Als ik met de hand schreef lukte dat beter dan wanneer ik typte. Met een handschrift kan je nog doen alsof je dokter bent die een onleesbaar recept uitschrijft, maar een getypte letter ziet er altijd piekfijn uit en verhult geen gebreken.
Ook keek ik alles 1000 keer na, of probeerde ik gewoon onder schrijfwerk uit te komen. Maar dat kan niet altijd en het lukt me ook niet om iedere mail die ik op een dag verstuur door mijn talig getalenteerde vriendin na te laten kijken. (Dan zou ze inmiddels miljonair zijn!)
Dus gebruik ik ook geregeld mijn struisvogelpolitiek: als ik zelf geen fouten zie, niet bij anderen navraag of iets wel of niet goed geschreven is, of als ik er niemand iets over hoor zeggen, dan zal het allemaal wel meevallen, en zijn mijn geschreven documenten vast van uitmuntende kwaliteit.
Helaas werkt deze tactiek niet altijd en laatst werd ik geconfronteerd met het pijnlijke besef dat de kwaliteit niet uitmuntend is maar het tegenovergestelde daarvan.
Dat gebeurde tijdens een coachgesprek: toen ik tijdens dit gesprek iets op een flipover noteerde en daarna meldde dat ik dyslexie had, beaamde de coachee dit ten volle.
BOEM! BANG! SLA MIJ NOG EEN KEER!..! TOE MAAR, WRIJF HET MAAR IN..! KEDENG! PATS! BOEM! EN NOG EEN KEER BOEM, BOEM, BOEM!
Zo, daar stond ik dan. Snel probeerde ik erover heen te kletsen, en mezelf te vermanen om niet te veel naar mijn eigen gedachten te luisteren, gedachten als: ik ben dom, ik val door de mand, zie wel dat ik het niet kan, dit doet pijn want ik dacht dat ik niet meer zo veel fouten maakte maar dat doe ik dus wel, kom ik er dan nooit vanaf? Ik heb gefaald, ik ben niet goed genoeg, enzovoort.
Ik voelde me klein, niet goed genoeg. De coachee die ik tegenover me had was ook nog eens een zeer slim persoon. Potverdorie, wat moest ze wel niet van me denken? Ze wilde vast niet meer door mij gecoacht worden.
Het is me redelijk, ik zeg redelijk, gelukt om mezelf te vermanen en me te concentreren op de sessie. Maar jeetje, een oude wond kwam weer open te liggen.
Later die dag heb ik er even tijd aan besteed om erover na te denken wat er nu precies bij me gebeurde, en hoe ik hierop actie zou kunnen ondernemen om het gevoel niet goed genoeg te zijn zo veel als mogelijk te voorkomen. Dat zit ‘m in mijn verwachtingen, gedachten en gedrag.
Ten eerste, het besef dat het geen dommigheid is maar dat de dyslexie nu eenmaal een onderdeel van mij is en dat ik het niet weg kan poetsen. Ik kan niet van mezelf verwachten dat ik iedere mail of ieder document dat ik maak, foutloos typ/schrijf. Van iemand die mank loopt kun je niet verwachten dat hij altijd zijn evenwicht kan bewaren.
Ten tweede, gedachten als: ik ben dom, ik doe er niet toe, ik ben minder dan een ander etc. helpen mij in geen enkel opzicht.
Wat wel helpt is de realiteit onder ogen zien: face it en deal with it. Het is zoals het is, en ik ben met mijn zwakke plek nog steeds dezelfde Lisette. Met dezelfde kwaliteiten en talenten. Niemand meer en niemand minder.
Ten derde, ik ga in het vervolg mijn mindere taalvaardigheid in een eerder stadium van het coachtraject aangeven. Of een coachee dit nu wel of niet leuk vindt. Ik vind dit belangrijk en het geeft mij rust. Het is out in the open.
Je ziet dus dat er van alles gebeurt in mijn innerlijke wereld. Iets waarvan ik dacht dat het geen issue meer was, plopt toch weer op. Gelukkig weet ik nu snel te schakelen.
En vergeet niet, zo’n stukje tekst schrijven is letterlijk: het van me af schrijven!
P.s. met dank aan Lenneke Westera die mijn teksten even goed onder de loep neemt ?
Wil je misschien meer weten? Je kunt altijd langskomen voor een persoonlijk gesprek maar ik ben ook prima te bereiken via mail, telefoon of Whatsapp. Ik hoor heel graag van je!